|
december 2014 |
Haar broer
Een pruik als een krulhazelaar:
haarstrepen overdwars gekamd
zie je wel vaker – zelf kalend
wilde ik hem serieus nemen.
De saterogen zaten diep in zijn
gezicht gedrukt en leken uit de
loopgraven op te veren met de
witte vlag. Ik zwaaide terug. Ik
zag engelenhaarbehaarde poten.
Kleur en lichtval wisten alles.
|
november 2014 |
twee vijgen
twee vijgen op een rijtje
een groter en een kleiner
de kleinste minder paars
met heel begerig steeltje
een soort van ambitieus
morgen gaan de vijgen
eraan mijn tanden erin
eerste de kleine dan de
grote ik ga dromen van
hun rood met alle pitjes
|
oktober 2014 |
Als het even meezat
De levervlek op linkerwang had de plaat
gepoetst voor oneffenheden van decennia
drank en nicotine, levensvraagstukken
en kosmische, nachtdierlijke tobberijen.
Humor, aankleding onveranderd. Evenals
opgewektheden die algauw gewaagden
van muizenissen. Koffie? Nee. Ja, maar
waar zaten we mee? Nou, vooruit dan.
Ik onthulde één succesje, dat ze walste
op haar onbesneden tong: mijn tweede
dichtbundel. Als het even meezat dacht
ze wel op de presentatie te zullen komen.
|
september 2014 |
Gewoon ongewoon
De alledaagse dingen zijn van ons.
Alles is dagelijks en dagelijks alles:
neem een rechterhand per ongeluk
verbrand door olie uit de wok, of
toestel MH17, per abuis uit de lucht
geschoten. Neem al die raketten op
Gaza op de vele expres onbedoelde
slachtoffers. Het leven van alledag
schiet onophoudelijk door, maar wil
rust en vrede en verlangt dagelijks:
gewoon ongewoon zo gewoon…
|
augustus 2014 |
Dialoog
Languit liggend op het dak
van het mooiste huis van de
wereld kijk je naar de fraaiste
windseldoeken aan de hemel en
zegen je het lot met de mensheid en
al je levensfactoren dat je daar op dat
dak ligt te turen met in je oren het baby-
gekrijs van meeuwen die van niets weten –
althans, dat denken wij. Maar na de Utrechtse
duiven ben je nog niet zo ver om een dialoog aan
te gaan met de Caprese meeuwen. Ze klinken klaaglijk
over het leven waar ze zo te horen toch minstens moeten
verblijven in één groot avant-gardistisch zuigelingenparadijs.
|
juli 2014 |
Een avond
Het was een avond met handen, benen,
die ogenschijnlijk vreemd gewaardeerd
hun weg wisten te vinden. Vingers als
regenwurmen om voor geen goud te
raken, of je moest een vuurtje krijgen.
En de benen konden wit uitslaan, maar
mochten er zijn, want ergens eigen.
Ten overvloede zij gewezen op de wel-
gevormdheid van de kuiten door fietsen,
wandelen en gymnasiumbezoek, alle
spookenergie ontleend aan iets wat met
water, lucht, stof leven geeft. Een avond
met handige handen, benige benen, die
levendige kuiten niettemin dwarszaten.
|
juni 2014 |
Zandvoort aan Zee
Onze bedjes lagen naast
elkaar te contrasteren:
jij met vestjes, sjaals en
grijze sokken kleumend
achter windscherm, en ik
als schaars geklede pool-
beer badend in de zon. Zee
hield zich gedeisd. Slechts
weinigen waagden zich erin.
Vlakbij de dreun van Afro-
Jack, omrand door herontdekt
Germaans. Mijn mensenhaat
was keurig ingesmeerd, maar
alle tattoos waren tegen ons
en met een schaartje ging ik
alle teennagels langs. Oioioi.
Je komt dan gekke dingen tegen.
Waar is Florence Nightingale?
Of ben jij dat soms, met je India
foulards? Is dat Indira Gandhi?
Meeting Wubbo Ockels in space?
Ten slotte is er ruimte voor iedereen.
|
mei 2014 |
Invloeden
Mijn eerste zomervakantie voor mijn eerste met
mijn ouders in Ouddorp. Daar logeerden wij bij
Kommer en Nelly Padmos op hun eigen eiland.
Ik was mijn eerste stapjes aan het zetten tussen
papa en mama in, die niet konden wachten om
mij de wereld door te sleuren. Hup, Jan Anne.
Ik ontdekte iets waarvan ik niet wist dat het mijn
leven zo beïnvloeden zou. De Erasmus-marathon
wachtte nog, de eloquentie van de wereld om me
heen, de ingebonden jaargangen van De Spiegel.
|
april 2014 |
In het voorbijgaan op Marken
Een lauwe, gele lentetemperatuur:
de wind leunde tegen het licht aan,
waarin de grutto’s flitsende figuren
zwermden met op de voorgrond
solerende kieviten die neerkeken op
volgevreten immer grazende ganzen.
Hoeveel wild bloeiende tulpenbomen
waren wij niet gepasseerd? Met luttele
medemensen als een blindeman en een
vrouw op krukken wier vakante rolstoel
werd voortgezeuld. En wij, begroet als
Zephyros en Chloris – wie zijn dat nou
weer? – wij wuifden met blauwe druifjes.
|
maart 2014 |
Een autovakantie
Mijn vader in hemelsblauwe hemdsmouwen
waaronder zwarte zweterige haren krioelen
krampachtig aan het stuur jakkerend over de
Gotthardpas, met ware doodsverachting
voor
de ravijnen die naast mijn moeder gapen en
haar doen haarspeldsnerpen: O, Jan, toch!
Mijn vader diep grauwend op zijn pik getrapt:
Ach, kindje er gebeurt helemaal niks! – enkele
dwars klingelende Alpenkoeien daargelaten.
Mijn moeder omklemt het Beste boek voor de
weg. Iglodikke plakken spanning op de voor-
en achterbank, geroutineerde monterheid en
overmoed om de sfeer verder op te fokken.
|
februari 2014 |
De vraag
waarom zou ik gaan vertellen van muren
die urineren in de vorm van blauwe regen,
waarom zou ik gaan vertellen van struiken
die hun bloemen laten zuchten in de wind,
waarom zou ik gaan vertellen over duiven
die koeren: loop door zo, sukkel, loop door,
waarom zou ik gaan vertellen van het leven
in cyberspace, het universum en de sterren -
waarom, wanneer het jaar het wel gelooft? |
|
 |
januari 2014 |
Antisleur
Je droeg je ijdelheid onopvallend:
elke dag een andere jurk kon niet.
Plots walmt een okselige soepjurk
me tegemoet in een pointillisme in
blauw, paars en rood. We koelden
ons aan de teil waarin de tuinslang
de hittegolven van 1975 sproeide.
De situatie nam je buitengewoon
ernstig. Nog nooit bleek zomerhitte
zo vrolijk stemmend in tropenbloot,
geruggensteund door God en De Bilt.
En ook door die eindeloze zomerjurk
en alle duizelingwekkende stippeltjes.
|