|
december 2008 |
Op dit uur is de straat leeg:
Lantaarnbeschenen vuilnis-
Zakken op de kroegcontainer.
Een pelgrim komt met al zijn
Zonden bij dit Golgothacafé
Waar een verloren stamgast
Op zoek naar God weet wat
Voor eeuwigheidswaarde
Aarzelend groet, verbaasd
De nacht te delen met hem.
Er is geen maan, er is geen
Droom hier aan te raken.
|
november 2008 |
De Waard van Ternaard
Frenetiek dromen van fenegriek.
Drie plakken kaas als uitleg die
Berust bij romige hangop met
Vruchten en confituren, suiker-
Brood. Een ontbijt: een begin.
Tegenover je de ontdekking van
Nieuw-Amsterdam: Colombina
Voor wie je graag je ogen uitwrijft.
Uit het raam begint beschaafd de
Zon te schijnen. Het wad wacht.
|
oktober 2008 |
Lijfkreet
Onze gesprekken vol geest schakelden
Verliefde lichaamswetten uit: je adem
Rook opeens anacreontisch naar baby-
Luiers en de Cru Bourgeois walmde naar
Ongewassen sokken en zowaar urine.
Ik schonk je de derde druk van Lijfkreet,
De overgangsbundel van Antjie Krog die
Robert en ik met al onze teel- en taalballen
En virtuoos toverballende femininisatie
Vol hartige tongvallen hebben overgezet.
Net als mijn moeder zei je: ‘Ik ben heel blij
Met je, Jan.’ Ik slikte woordenloos (…),
Al net zo blij. Het was of ik een opvlieger
Kreeg, of zweet veranderde in balsem op
De wonde van mijn toegenomen levenslust.
|
september 2008 |
We zaten op basaltblokken onder wolkenluchten
Uit te kijken op slikken met wier en meeuwen
En zo'n wondergeluid dat het ons de mond snoerde.
We dachten de paaltjes van de waterkering weg en
Onze goddelijke ondergrond en wisten weer hoe
Eeuwig wij het moment met de elementen deelden.
In onze beleving had tijd geen vat op ons. Een ver
Booreiland zagen wij door windkrachtige vingers.
Blatende schapen op de dijk kondigden ons een
Dame met hondje aan en we waren licht ontstemd
Over deze ongewilde vorm van medemenselijkheid.
O, wij verlangden alleen elkaar en elkaars element.
De zee klotste geur en klank van onze liefde samen.
|
augustus 2008 |
Repetitie
En weer hoor ik – verward en
Vaag – het leven ontraadseld
Door de eerste ochtendlijster,
Die fiere, stoutmoedige solist.
Hij kent het bestaan, begroet
De wonderen ervan. Akoestisch
Is het zwerk scherp uitgetest
En klinkt als vanouds voor de
Kenner. Wie oren heeft die hore.
|
juli 2008 |
Ochtendklokken beieren,
vogels fluiten. Voor
Madelon Wüstenberg
Terwijl de dageraad staat te dringen,
Slaat de uil van de nacht zijn vleugels
Uit en voert mijn gedachten terug naar
Het Grebbebos, meer dan vijfendertig
Jaar geleden:
daar
fladdert hij hulpeloos
Met de bovenkant van zijn linkervlerk in
Het prikkeldraad. Nog nooit heb ik van zo
Nabij een bosuil gezien en hem aangeraakt.
Hij moet los. Mijn kwelling betekent zijn
Redding. Zijn zachtheid bezorgt me pijn.
Dan vliegt hij:
De
redder weet zich gered.
|
juni 2008 |
In en uit de hoek
Verfwalmen prikkelen neus en keel en
Ogen en geest. De Pythia doet uitspraak
Bij monde van de hermafrodiet op de
Fiets ter hoogte van Dirkjes' Oude Kamp:
'Jij gaat dood, schatje.' Zoals de puber
Knipoogde: 'Altijd lachen met u, meneer.'
Jan Publiek heb je geen ene fuck te zeggen.
Maar je aanblik lijkt dat te weerspreken:
Reflectie van alles ontwrichtende twijfel,
Universele spot en confronterende zelfhaat.
God schiet soms uit zijn slof met een zelf-
Portret dat, irritant, in de hoek wordt gezet,
Waar het komt tot inkeer, rijping, uitkomst,
Als een vakkundig uitgeknepen jeugdpuist.
|
mei 2008 |
Ssssssst… beschermd
gebied Voor
Robert Dorsman
Marken omspant het hele leven:
Schreeuw het niet van de dijken
Gierend van stress en overzicht.
Pas op de plaats voor de vogels:
Stilte met gans en kievit, grutto
En grinniken om gegak en gepiep.
Er zijn nog heel veel bussen onder-
Weg met kauwgom en camera’s
Voor uitstervende pracht en dracht.
Vissen demonstreren in de haven.
|
april 2008 |
Het is raar als je dood
bent: ineens Voor
Dirkje Kuik
Doe je niet meer mee. Tegen je zin,
Vaak. Dan ook gauw en stilletjes weg
Ermee, besloot tevoren Dirkje Kuik.
Ze heeft haar levenskelk tot de laatste
Druppel leeggedronken, met een drank-
Zucht, Bacchus en de Muzen waardig.
Alle levensdrang heeft ze weergegeven
In woord en beeld. En ze vloekte daarbij
Als een onvervalste ruïneske bouwvakker,
Haar levenspartner Jo in herinnering:
Ach, joh, godverdomme, ik lach me rot!’
Dirkje mocht graag puntig preciseren:
‘Sorry, liefje, je moet niet vergeten dat…’
Zelf vergat ze weinig: haar ouders voorop,
Haar weten was haar het allerbelangrijkst.
Haar gekend weten maakt onvergetelijk.
|
maart 2008 |
Weerzien
Natuurlijk, jij leeft gewoon door,
Daar, in het verre Amsterdam.
Ook al merk ik er niets van - alsof
Je dood bent.
Maar
nu zag ik je op
Het wereldwijde internet, waar een
Lezing van je werd aangekondigd,
Hier, vlakbij, drie straten verderop.
Alleen is die nu ook meer dan twee
Maanden verleden. Ging het goed?
Ik zag je lachende lippen waarop het
Karmijn vochtig blijft als kabeljauw.
De lijntjes bij je kin - Nee, schat,
Je hebt geen onderkin! - vervlogen.
Denk je wel eens aan mij? Heb je mijn
Trots artikel in de krant gelezen?
Ik schreef het om zo nog een keer
Bij je thuis te komen. Op je schoot.
|
februari 2008 |
The man who does is
wiser than...
Na afloop stond ze voor me: mijn gedicht.
Als Batseba zo lang en slank en mooi.
Van mijn gedicht kreeg ik zomaar een biertje.
Ze zei olijk: 'Ik ken jou niet. Ken je mij?
Ik knikte - en ik dacht: Jawel, ik heb je
Menigmaal gelezen. Moet jij niet nodig
Klinken op je dichter? Maar die moed
Liet ik achterwege, evenals mijn kaartje.
Poëten zijn doorgaans verstrooid en gek.
Hun werk lijkt soms een blinde hutspot.
Ze overgoot mij in een kuiltje met de jus:
Kallen is mallen, maar doen is een ding.
|
januari 2008 |
Balqis
Klaterkristallen kroonluchters
Boven sproeiwaterbekkens met
Zwoel geurende boeketten in
Winterbloeiend wit en blauw.
Plotseling staat ze in de deur:
Rank, donkerharig, stralend uit
De poriën van haar koningin-van-
Scheba-huid. Haar iris lapis lazuli.
Gedachten ontmoeten en raden en
Blikken ontwijken en zoeken en
Als een zandloper raken we door de
Tijd heen. Ik heb haar tong ingeslikt.
Haar naam raakt niet uitgeschreven.
|