Bij ‘Ouderliefde’ van Jan van der Haar

Dames en heren,
Vandaag mag u kennismaken met de nieuwe bundel van Jan van der Haar. Een bundel met de prachtige meerduidige titel ‘Ouderliefde’. Een bundel die hij, hoe kan het ook anders, heeft opgedragen aan zijn ouders.

Het openingsgedicht zet gelijk krachtig in:

Het huis moet leeg

Het huis moet leeg: pa’s boeken op de grond –
vergeeld, beduimeld, stoffig en geleerd;
de stellingkasten zijn gedemonteerd – ,
als woorden die ontdaan zijn van hun mond.

Het huis moet leeg: de wanden zijn al kaal –
gapende randen geven lijsten weer
van vroeger leven, tijd gaat kalm te keer
met slierten stof als dode lichaamstaal.

Het huis moet leeg – en leegte wordt kabaal,
afkomstig van een kinderrijk gezin
dat alle hoop stelt op een nieuw begin.
Het is de kringloop van een oud verhaal.

Het huis moet leeg. Al die dingen waar een geschiedenis aan kleeft, moeten worden opgeruimd. Sommige gaan mee naar een eigen onderkomen, het merendeel zal verdwijnen naar een kringloopwinkel of het milieupark. En bij dat leegruimen komen herinneringen tevoorschijn. Ze hadden zich verstopt in kasten en laden, zich op de plinten opgehoopt, achter de schilderijen en portretten aan de muur genesteld. Ze dienen zich nu aan, brutaal of verlegen, stil of lawaaierig.

In veertig gedichten, mooi onderverdeeld in de afdelingen Wij tegenover Zij en Hij tegenover Zij, reeksen die worden voorafgegaan en afgesloten met een ‘los’ gedicht, schetst de dichter een druk, rumoerig domineesgezin. Een pa die het nog vanzelfsprekend voor het zeggen heeft, acht betwetertjes die elkaar de tent uit vechten, ma die het zo nu en dan spuugzat is. ‘Waar liefde woont gebiedt den Heer zijn zegen’, jawel, maar soms pakt die liefde wat al te zegenrijk uit.

Je hoeft je als kind niet te vervelen in zo’n groot gezin. Er valt altijd wel wat te beleven, te bevechten of te begluren. Daar is bijvoorbeeld de zus met een spannend roze strapless badpak waarvan je hoopt dat het zal afzakken, er zijn treiterbroers waartussen je je staande moet zien te houden, ouders die zich niet altijd voorspelbaar gedragen.
Achter zo’n voordeur is het een heel gedoe om je eigen territorium af te bakenen. Pa trekt zich terug in zijn studeerkamer en ma heeft waarschijnlijk geen andere plek dan de arena waarin zich de kindergevechten afspelen, kinderen slapen samen op één kamer wegens ruimtegebrek. ‘Nestwarmte is een nurkse dieselmotor’ schrijft de dichter treffend.
En in hetzelfde gedicht zegt hij: En waarom wanen wij ons koekoeken? Wie herkent dat niet: in het verkeerde nest terechtgekomen. Zeker in een nest met zoveel vogels voel je je al gauw een koekoeksjong, een vreemde

Een paar gedichten verder noteert hij: Wij vormden met zijn tienen een hecht gezin. En dat blijkt eveneens uit deze bundel. Hoewel de ups en downs onomwonden worden beschreven, glanst de warmte erdoorheen. In de manier waarop de ouders worden geportretteerd bijvoorbeeld, de moeder die zich mooi maakt, een voor haar doen frivole jurk aantrekt, hun beider ouderworden, zoals in het gedicht over hun oude handen in gebed verenigd.
Op de vraag van de ‘ik’ aan de moeder op het eind van haar leven of zij zingenot heeft gekend, zegt ze zonder gêne: ‘Jongen, de Heere heeft in alles voorzien.’ Dat is een wederzijdse openheid die ontroert. Was ze maar gelukkiger geweest, verzucht de dichter.

Die verzuchting geldt evenzeer de vader. De norse predikant die zich het liefst terugtrekt in zijn werkkamer om te schrijven en te vertalen. Die zich staande houdt met en tussen zijn boeken. Een man met een hoorapparaat, sigarenrokend. Een man die geen mug kan doodslaan. Die zijn gezag enkel kan laten gelden door middel van bijbelvaste vermaningen. Ook hij voelt zich wellicht een koekoek in een merelnest.

Hoewel deze bundel duidelijk over het gezin Van der Haar gaat, roept hij ook beelden uit eigen jeugd wakker. Ik zie mij bijvoorbeeld weer samen met mijn zusje in de keuken staan afwassen. Geen feest. De enkele keer dat wij dat gezangen-zingend doen, zijn mijn ouders diepgelukkig.
En ik hoor ook weer hoe, later, mijn eigen liefjes elkaar soms in de keuken met afwaskwast en theedoek en het nodige verbale geweld te lijf gaan: het is de kringloop van een oud verhaal, zoals de dichter in het eerder geciteerde vers zegt.

De eerste strofe van het laatste gedicht luidt als volgt:

Het huis is leeg. Ik loop de kamers door:
de zolder zonder boeken is ontzield,
alleen de geur resteert waarvan ik hield
en houd. De ruimte komt me kleiner voor.

De dichter eindigt met de regel ‘Die kamer moet ik legen in mijn kop.’
Het volle rumoerige huis van zijn jeugd wil hij bewaren, de lege, ontzielde ruimte die overblijft, wil hij elimineren. Dat is ouderliefde: het koesteren van de liefde destijds ontvangen én de liefde voor de gevers ervan.

Dames en heren, dit scherpzinnige, humoristische portret van een ouderlijk huis mag u niet missen. ‘Ouderliefde’ is een bundel die ontroert én vrolijk weemoedig stemt.

Kopen! Geniet ervan! En beleef eventueel ook uw eigen jeugd opnieuw.